Deelnemers kunnen beter functioneren binnen de organisatie waarin zij werkzaam zijn
Uitbreiding van werkgerelateerde woordenschat
Betere communicatie met collega’s
Deelnemers beter leren omgaan met “talige” situaties zoals die op de werkvloer voorkomen, zowel mondeling als schriftelijk. Dit is toegespitst op de dagelijkse werkzaamheden. Centraal staan kennis, vaardigheden en gedrag. Bij de kennis-component wordt aandacht besteed aan zaken die medewerkers moeten weten: kunnen ze alle schriftelijke instructies goed lezen? Weten ze wat ze moeten doen als er iets fout gaat? Bij vaardigheden gaat het om dingen die ze kunnen: kunnen deelnemers elkaar instructies geven als een collega om hulp vraagt? Bij gedrag gaat het bijvoorbeeld om het durven aangeven wanneer ze een fout hebben gemaakt.
Deelnemers gaan doelmatig communiceren op de werkvloer, zowel mondeling als schriftelijk. Doordat er zowel aan de componenten kennis, gedrag en vaardigheden aandacht wordt besteed, komen alle factoren die belangrijk zijn voor het succesvol uitvoeren van het werk aan bod. Omdat deelnemers in staat zijn om adequaat te communiceren worden zij competentere medewerkers en groeit hun zelfvertrouwen als ook hun verantwoordelijkheidsgevoel.
Deze module vindt bij voorkeur plaats op de werkvloer. Tijdens de lessen wordt er aandacht besteed aan onderwerpen die binnen de organisatie/functie belangrijk zijn. Zo wordt er geoefend met gesprekken die binnen de organisatie vaak gevoerd worden, zoals werkinstructies of werkoverleggen. Er wordt specifiek aandacht besteed aan het begrijpen van de huisregels, veiligheids- en hygiënevoorschriften die gelden binnen de organisatie.
Dit traject wordt aangeboden op de volgende taalniveaus voor anderstaligen: analfabeten (A0, Alfa A, Alfa B), A0 en A1, A1 en A2 en A2 en B1.
Voor de Nederlandstaligen op 1F en 2F niveau.
13 weken à 2 uur per week